We kennen het allemaal: je hebt jezelf voorgenomen om meer te bewegen, en in het begin gaat het nog best goed. Maar dan komt de dip. Drukte op werk, slecht weer, vermoeidheid of gewoon geen zin. Voor je het weet, heb je een week of langer overgeslagen. En voordat je het weet, lijkt het hele plan weer van tafel.
Maar sporten, zoals obstacle training, volhouden betekent niet dat je altijd super gemotiveerd moet zijn. Het draait om gewoontes, plezier, en realistische verwachtingen. In deze blog ontdek je hoe je jezelf door die “meh-momenten” heen helpt, zonder jezelf te pushen of op te geven.
1. Verwacht niet altijd motivatie
Motivatie is als het weer: het komt en gaat. En dat is oké. Te veel mensen denken dat ze eerst motivatie moeten voelen voordat ze kunnen gaan sporten. Maar in werkelijkheid werkt het vaak andersom: actie zorgt voor motivatie, niet andersom.
Een korte workout of een wandeling maken, ook al heb je geen zin, zorgt vaak juist achteraf voor dat fijne gevoel. Dus in plaats van te wachten op de perfecte mindset, kun je jezelf aanleren: “Ik doe het gewoon, ook al heb ik geen zin. Achteraf ben ik blij dat ik het deed.”
2. Maak het (weer) leuk
Als sporten aanvoelt als een straf, is het logisch dat je afhaakt. Vraag jezelf dus af: vind ik dit eigenlijk wel leuk?
Misschien is het tijd om te switchen. Heb je een hekel aan de loopband? Probeer eens buiten te wandelen of fietsen. Word je niet blij van krachttraining? Misschien is een groepsles, zwemmen of dansen meer jouw ding. Er is geen ‘juiste’ manier van bewegen, maar het gaat erom wat jij vol kunt houden én waar je enig plezier uit haalt.
3. Denk kleiner: alle beweging telt
We maken de drempel om te bewegen vaak te hoog. Je hoeft niet meteen een uur te zweten in de sportschool. Een wandeling van 15 minuten, een paar rek- en strekoefeningen of een korte thuis workout is óók bewegen.
Stel je voor: je hebt een drukke dag en weinig energie. In plaats van niets doen, denk je: “Ik doe 5 minuten.” En misschien merk je na die 5 minuten dat je toch door wilt gaan, maar zo niet, dan heb je in elk geval iets gedaan. Kleine stappen zijn beter dan stilstaan.
4. Bouw een gewoonte, geen project
Als je sporten ziet als een tijdelijke uitdaging (“ik moet 4 weken alles geven!”), dan is het lastig vol te houden. Maar als je er een gewoonte van maakt, wordt het makkelijker om door te gaan — ook als je minder gemotiveerd bent.
Koppel sporten aan een vast moment:
- Altijd na werk
- Direct na het opstaan
- Of bijvoorbeeld op dinsdag- en donderdagochtend
Hoe minder je erover hoeft na te denken, hoe kleiner de kans dat je het overslaat.
5. Pas je verwachtingen aan
Soms is het je eigen perfectionisme dat in de weg zit. Je vindt dat je minstens 3 keer per week moet sporten, minstens 45 minuten per keer, met volle focus. Maar het leven werkt niet altijd mee en dat hoeft ook niet.
Sporten hoeft niet perfect te zijn om effectief te zijn. Een keer minder lang, rustiger aan, of gewoon wat bewegen in plaats van een ‘echte’ workout: het telt allemaal. Het is niet alles of niets. Elk beetje helpt.
Blijven bewegen, ook als het lastig is
Iedereen heeft periodes waarin sporten niet vanzelf gaat. Het verschil zit ‘m in hoe je daarmee omgaat. Maak het jezelf makkelijker: kies iets wat je leuk vindt, maak het klein, houd het realistisch, en bouw een routine op die past bij jouw leven.
Sporten volhouden draait niet om discipline of spierballen, maar om zacht volhouden. Beweeg omdat het goed voor je is en wees lief voor jezelf als het even niet lukt. Morgen is er weer een nieuwe kans.